Zelfstandigen zonder personeel moeten tijdens hun carrière zelf iets regelen voor hun oude dag. Net als andere ondernemers. In de praktijk komt daar niet veel van terecht. Organisaties van zzp’ers zoals het Platform Zelfstandige Ondernemers, FNV Zelfstandigen en ZZP Nederland wijzen daar al jaren op. Sinds gisteren ligt er ook een onderzoek van de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Financiën en Economische Zaken waarin het probleem met cijfers wordt onderbouwd. Staatssecretaris Jetta Kleinsma (PvdA) stuurde het meteen naar de Tweede Kamer. Zij gaf daarbij aan dat ze nog dit voorjaar met de organisaties van zzp’ers om tafel wil om te onderzoeken wat er nodig is om hen een goed pensioen te laten opbouwen.
De derde pijler
Het veel geroemde Nederlandse pensioenstelsel is ontworpen voor werknemers. De AOW is de eerste pijler, het verplichte collectieve werknemerspensioen de tweede pijler. Ondernemers – wat zzp’ers zijn – moeten uitwijken naar wat heet de derde pijler, zoals lijfrenteverzekeringen en banksparen.
Volgens de organisaties van zelfstandigen moet een goede pensioenregeling voldoen aan vier eisen: flexibiliteit, vrijwilligheid, toegankelijkheid en transparantie. En dat alles uiteraard tegen zo laag mogelijke kosten: aan dure uitvoerders hebben zij een broertje dood.
Beperkingen opruimen
Zelfstandigen willen geen verplichte pensioenregeling zoals die voor werknemers geldt, want dat zou indruisen tegen hun ondernemerschap. Wat zij wel willen zijn meer mogelijkheden om vrijwillig een pensioen op te bouwen, individueel of samen met anderen. Daarvoor zou dat vrijwillige pensioen voor de belasting dezelfde gunstige behandeling moeten krijgen als het verplichte pensioenen van werknemers. Ook zouden wettelijke beperkingen moeten worden opgeruimd die nu nog het vormen van vrijwillige collectiviteiten belemmeren.
Het onderzoek van de drie ministeries heeft betrekking op de circa 400.000 zelfstandigen zonder personeel die vooral hun eigen arbeid aanbieden, die meer dan 15 uur per week aan hun onderneming besteden, en die geen medeondernemer hebben. Van hen bouwt ruim een kwart een pensioen op van 50-70% van het huidige bruto jaarinkomen – wat van oudsher in Nederland de norm is maar wat steeds minder mensen halen. Ongeveer de helft van de groep zelfstandigen mag na pensionering een inkomen verwachten van 70% of meer van het huidige bruto jaarinkomen.
Voor driekwart van de zzp’ers is er dus niks aan de hand
Het probleem, zeggen de onderzoekers en zegt de staatssecretaris hen na, zit bij het laatste kwart van de zelfstandigen. Die hebben uitzicht op een pensioen van minder dan 50% van hun huidige bruto jaarinkomen, waarmee zij in elk geval relatief slechter af zijn dan de meeste werknemers.
Opt-out
Staatssecretaris Klijnsma wil nu een werkgroep vormen waarin zij samen met de zelfstandigenorganisaties voorstellen gaat bekijken hoe een toekomstige pensioenregeling voor zelfstandigen eruit zou kunnen zien. Dat zou een collectieve regeling moeten zijn, of meerdere collectieve regelingen naast elkaar. Zelfstandigen zouden daar op vrijwillige basis aan mee kunnen doen, althans: er zou een opt-out mogelijk moeten zijn.
Als de organisaties van zzp’ers de kant op willen van collectieve belegging van pensioenpremies in een of meer particuliere premiepensioeninstellingen (PPI’s) , dan zou de staatssecretaris het initiatief willen nemen om dat wettelijk mogelijk te maken. Daarnaast moet de werkgroep ook gaan kijken naar mogelijkheden om zelfstandige ondernemers recht op bijstand te geven zonder dat zij eerst hun zelf opgebouwde pensioen moeten “opeten”.
Weinig fiducie
Opmerkelijk is dat de staatssecretaris met haar voortvarende aanpak een aantal waarschuwingen in de wind lijkt te slaan die de ambtenaren van onder andere haar eigen departement haar meegaven. Uit de brief van Klijnsma spreekt – zeker voor een PvdA-politica – opvallend veel vertrouwen in de zelfstandigen en hun organisaties. De onderzoekers van de drie departementen hebben daar veel minder weinig fiducie in.
De ambtenaren wijzen er in hun rapport op dat zelfstandigen wel eens hele andere prioriteiten kunnen hebben dan pensioenopbouw, zoals investeringen in het eigen bedrijf of de eigen woning. Ook schatten zij het pensioen-bewustzijn van de zelfstandigen niet erg hoog in, en twijfelen zij er aan of die wel de discipline op kunnen brengen om jaar in jaar uit geld opzij te blijven leggen voor later.
Premiepensioeninstelling (PPI)
Het opvallendste verschil is echter dat de staatssecretaris met de organisaties van zzp’ers meegaat in een richting die de ambtelijke onderzoekers met zoveel woorden afwijzen. Over het openstellen van de premiepensioeninstelling zeggen de onderzoekers uitdrukkelijk dat die geen meerwaarde heeft ten opzichte van de bestaande mogelijkheid van onderbrenging bij een beleggingsinstelling. Zij wijzen er op dat deze constructie oorspronkelijk was bedoeld om aanvullende collectieve pensioenregelingen voor werknemers een steuntje in de rug te geven. Laat zelfstandigen eerst maar eens de bestaande individuele mogelijkheden ten volle benutten, suggereren de ambtenaren, in plaats van ook nog eens van dit walletje mee te willen eten.
Dat belooft dus nog een aardige discussie te worden. Niet eens zo zeer tussen de staatssecretaris en de zzp’ers als wel tussen de staatssecretaris en haar eigen ambtenaren.
Dit artikel verscheen eerder op De Nieuwe Pers
2 Comments
Leave a Reply