Huishoudens waar een of meer zzp’ers deel van uitmaken, beschikken over een stevige vermogenspositie. Althans, dat suggereert een persbericht van onderzoeksbureau Panteia/EIM. Maar wat zeggen die cijfers? Niet veel, blijkt. Het gaat hier om niet meer dan een methodologische vingeroefening.
Het rapport waar het persbericht van Panteia/EIM naar verwijst, laat zien dat het vermogen van zzp-huishoudens tussen 2006 en 2009 elk jaar is toegenomen, tot 128 duizend euro of meer. Voor huishoudens met uitsluitend inkomsten uit loondienst was dat slechts 51 duizend euro.
Kort door de bocht
Op basis van die cijfers zou je kunnen concluderen dat het verschil tussen ondernemerschap en loondienst het verschil maakt tussen meer of minder eigen vermogen, en dat de zzp’er lang zo kwetsbaar niet is als wel eens wordt gedacht. Bij nadere beschouwing blijkt dat te kort door de bocht.
Het eerste probleem met het onderzoek is dat de gebruikte dataverzameling niet verder gaat dan 2009, zoals bekend het eerste jaar waarin de crisis voelbaar werd. De onderzoekers realiseren zich dat sindsdien de vermogensgroei onder zzp’ers wel eens zou kunnen zijn gestagneerd, maar harde cijfers daarover zijn er niet. Ook na dit onderzoek weet niemand hoe het anno 2013 echt is gesteld met het vermogen en dus de buffers van zzp’ers.
Het tweede probleem zit hem in het gehanteerde vermogensbegrip. Bij zzp’ers worden wel de reserves tot het vermogen gerekend die zij in eigen beheer hebben opgebouwd voor later, bij mensen in loondienst niet hun pensioenaanspraken. Daar speelt dan ook nog eens het bezit van een koopwoning doorheen. Vooral de wat oudere hoger opgeleide zelfstandige professionals wonen in een eigen huis, meer dan de klassieke zelfstandige ondernemers die over het algemeen wat jonger zijn, en die weer meer dan de gemiddelde werknemer. Dat maakt elke vergelijking onmogelijk.
Onbruikbaar voor het beleid
Hierdoor geeft het onderzoek geen enkel inzicht in de werkelijke financiële situatie van zzp’ers vergeleken met mensen in loondienst. Voor het sociaal-economische beleid zijn de resultaten dan ook onbruikbaar. Op zich zou dat geen probleem hoeven te zijn. Uit de methodologische verantwoording bij deze en andere recente publicaties weten we dat Panteia/EIM samen met het CBS aan het experimenteren is met het koppelen van een aantal dataverzamelingen. In feite onderzoeken de onderzoekers in dit stadium slechts wat zij kunnen onderzoeken.
Ook dit rapport is dus niet meer dan een methodologisch onderonsje van beleidswetenschappers. Toch willen de persberichtenbakkers van Panteia/EIM er iedere keer weer meer van maken. Dat is verklaarbaar, omdat zo’n bureau uiteindelijk toch wordt afgerekend op de relevantie van zijn werk voor het beleid. Een beetje window dressing kan dan geen kwaad – of wel?
Op sentiment gebaseerde speculaties
Er wordt al genoeg gespeculeerd in dit land. Over zzp’ers die zo zielig zijn dat ze maar allemaal aan de verplichte verzekering moeten of zelfs onder de cao moeten gaan vallen. Of juist over zzp’ers die veel meer overhouden van hun bruto-inkomen dan mensen in loondienst – reden om korte metten te maken met fiscale faciliteiten als de zelfstandigenaftrek.
Het zou Panteia/EIM sieren als het geen voeding gaf aan zulke louter op sentiment gebaseerde speculaties. Het is prima om af en toe wat wetenschappelijke vingeroefeningen te doen, maar de eventuele inhoudelijke bijvangst daarvan hoor je met de nodige terughoudendheid te presenteren. Dat ben je als beleidsonderzoeker verplicht aan de wetenschap, aan de samenleving, en aan de groep mensen waarover je bericht.