Na jarenlang op de hoeken van bureaus te hebben gelegen is de kogel eindelijk door de Eerste Kamer. Het eerste rapport verscheen op 6 mei 2004. Meer dan acht jaar later heeft de overheid eindelijk de goedkeuring van de gewijzigde Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht door de Eerste Kamer vol trots kunnen melden. In een persbericht vol allerlei boeiende aannames over de positieve gevolgen.
De wet houdt in dat er met ingang van 1 oktober 2012 minder regels gelden voor het oprichten van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. De volgens politieke partijen ‘onnodige’ belemmeringen zijn weggenomen.
De belangrijkste veranderingen
De meest in het oog springende aanpassing is het verdwijnen van de €18.000-eis. Vanaf 1 oktober zijn geen startkapitaal en bijbehorende bankverklaring meer nodig (en eventuele accountantscontrole bij inbreng in natura). In ruil voor het verdwijnen van deze zekerheid voor crediteuren, moeten aandeelhouders van bv’s straks voor iedere dividenduitkering eerst bekijken of de bv alle schulden/vorderingen kan betalen. Als achteraf blijkt dat de schulden niet betaald kunnen worden, zijn de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk en moet de ontvanger van het dividend het tekort vergoeden.
Daarnaast komt er veel vrijheid bij de inrichting van bv’s, zoals de mogelijkheid beslissingen te nemen buiten vergaderingen van aandeelhouders om. Ook zijn er veel minder verplichtingen in de statuten. Één daarvan is dat de verplichte deblokkeringsregeling (een regel rondom vervreemding van de aandelen bij meerdere aandeelhouders) wordt afgeschaft. Bv’s met meerdere aandeelhouders mogen voortaan zelf afspraken maken over onderwerpen als vervreemding of overdracht van de aandelen. En kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen de zeggenschap óf winstrechten (niet beide) van bepaalde aandeelhouders te beperken door uitgifte van verschillende soorten aandelen. Kleine aandeelhouders krijgen overigens wel betere bescherming doordat ook zij akkoord moeten gaan met majeure wijzigingen.
Maar wordt het wel simpeler?
De overheid verwacht dat deze grotere vrijheid bij oprichting tot gevolg gaat hebben dat meer kleine en startende ondernemers gaan kiezen voor de bv. Zeker ook omdat de statuten voor ondernemers die een standaard-bv willen oprichten op één A4-tje passen en uitgebreide statutaire regelingen en juridische advisering niet meer nodig zijn. En omdat er geen dure notariële akte meer vereist is.
De vraag die de komende jaren beantwoord wordt, is of deze ‘vereenvoudiging’ gaat leiden tot de beoogde vereenvoudiging en verlichting van de (administratieve) lasten voor ondernemers. In de eerste plaats wordt duidelijk gesteld dat bestaande bv’s hun statuten niet hoeven aan te passen. Maar met de grotere vrijheid zullen veel bv-eigenaren ongetwijfeld tijd en geld stoppen in hun statuten weer eens onder de loep (laten) nemen en (laten) aanpassen.
Ook komt er ongetwijfeld de gewenste stijging van het aantal startende ondernemers dat voor een bv-structuur kiest. Een deel van hen kan er na enkele jaren wel eens achter komen dat ze zich veel meer fiscale verplichtingen op de hals hebben gehaald dan noodzakelijk waren voor hun bedrijf. Zij zitten opgescheept met een verzwaring van hun administratieve lasten waar ze niet zomaar vanaf kunnen.
Daarnaast is niet in te schatten welke maatregelen leveranciers van kleine bv’s gaan nemen als het aantal faillissementen van bv’s gaat stijgen en/of steeds meer vorderingen oninbaar worden. Het is immers denkbaar dat een bij-effect gaat zijn dat starters met risicovolle plannen – maar zonder eigen vermogen – die nu kiezen voor een eenmanszaak, vof of Limited – voortaan de bv-vorm kiezen. Het lijkt logisch dat leveranciers dan aanvullende eisen gaan stellen en meer vooruitbetalingen gaan eisen van kleine bv’s. Weg lastenverlichting.